Begrippenlijsten

In deze lijst kun je alle begrippen vinden die voor het eindexamen relevant zijn. Alle begrippen zijn voorzien van een illustratie.

 

Orgaan in de buikholte. De lever produceert gal. Gal emulgeert vetten. Alle verteringsproducten uit de dunne arm komen via de poortader direct in de lever terecht. In de cellen van de lever vinden vele metabole processen plaats. De lever breekt schadelijke en overtollige stoffen af.

Koolhydraatstofwisseling

Bij de vertering van voedsel komen suikers zoals glucose vrij. Deze suikers worden via het bloed naar de lever getransporteerd. De lever slaat suiker, dat we niet direct nodig hebben, op in de levercellen als glycogeen. Wanneer we behoefte hebben aan extra suikers, zet de lever glycogeen weer om in glucose. Glucose wordt vervolgens afgegeven aan het bloed, wat energie levert om te bewegen. Op die manier speelt de lever een belangrijke rol bij het constant houden van de bloedsuikerspiegel.

Eiwitstofwisseling

Bij de vertering van eiwitten in de dunne darm ontstaan aminozuren. Deze worden via het bloed naar de lever getransporteerd. De lever kan van deze aminozuren nieuwe, bruikbare eiwitten vormen. De bruikbare eiwitten geeft de lever af aan het bloed, dat de eiwitten door het lichaam verspreid. Eiwitten zijn bijvoorbeeld belangrijk bij de opbouw van spierweefsel.