Regeling

In dit thema leer je hoe je lichaam het inwendig milieu constant houdt met behulp van hormonen en zenuwen.

 

In het lichaam zitten regelkringen. Met behulp van deze regelkringen zijn organismen in staat om bewust of onbewust te reageren op prikkels uit het uitwendige milieu of het inwendige milieu. Hieronder zie je een regelkring bestaande uit een sensorische zenuw, een schakelcel in het centraal zenuwstelsel en een motorische zenuw die een effector (spier) aanstuurt.

Impulsoverdracht

Door de receptor wordt een prikkel opgevangen. Deze receptor genereert een impuls op een sensorische zenuw. Via de uitlopers van deze sensorische zenuw wordt de impuls richting het centraal zenuwstelsel gestuurd. Aan het einde van de gevoelszenuw bevatten de axonen synapsen met neurotransmitters. Via deze synapsen wordt de impuls overgegeven naar een ontvangende dendriet van de schakelcel. Uiteindelijk komt de impuls terecht op het axon van de schakelcel. Ook hier bezitten de axonen synapsen neurotransmitters. Ook hier wordt met behulp van de neurotransmitters de impuls overgedragen op een dendriet van een motorische zenuw. Ook hier komt de impuls terecht op de axon van de motorische zenuw. Via het axon wordt de impuls geleidt naar de spier. Ook hier zitten aan het einde van het axon weer blaasjes met signaalstoffen voor de spiervezels. Deze signaalstoffen die vrijkomen uit het axon hebben informatie voor de spiervezels. Samentrekken of ontspannen.

En zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam met lange uitlopers. Deze uitlopers heten dendrieten en axonen. Dendrieten versturen de impulsen richting het cellichaam. Axonen bevatten blaasjes met neurotransmitters (signaal overdragers) en versturen de impulsen weg van het cellichaam.
Impulsen worden aan het einde van de axonen, met behulp van deze neurotransmitters overgedragen naar de dendriet van de ontvangende zenuw.

 Impulsoverdracht detail

Als een zenuwcel is rust is dan zijn de natrium ionenkanalen van de ontvangende dendriet gesloten. In de synapsspleet bevinden zich grote concentraties Na+ en in het cytoplasma van de ontvangende zenuw grote concentraties K+. De buitenkant van de membraan is dan positief geladen ten opzichte van de binnenkant. De membraan van de ontvangende zenuw is dan gepolariseerd.
Als er een impuls aan komt op het axon dan fuseren de blaasjes met neurotransmitters met de membraan van het axon. De neurotransmitters komen terecht in de ruimte tussen beide zenuwcellen. Deze neurotransmitters binden op de Na+ ionenkanalen. Deze Na+ ionenkanalen vervormen door deze binding en gaan open.
Na+ kan door de geopende poorten naar binnen diffunderen. Hierdoor verliest de buitenkant van de membraan positieve lading en het cytoplasma ontvangt positieve lading. Door het stromen van de Na+ ionen wordt de buitenkant van de cel negatief ten opzichte van de binnenkant van de membraan. De membraan is nu even gedepolariseerd. Deze lokale depolarisatie is het begin van een impuls op de ontvangende zenuwcel. De neurotransmitters blijven niet oneindig zitten op de Na-ionenpoorten. Na verloop van tijd vallen deze neurotransmitters uit elkaar. De poort zal vervormen en weer dicht gaan.