Gaswisseling

In dit thema leer je hoe gassen worden verplaatst tussen het inwendige- en uitwendige milieu.

 

Longventilatie

Elke beweging in en van het lichaam wordt veroorzaakt door spiergroepen. De adembewegingen worden ook veroorzaakt door diverse spiergroepen. In deze les leer je welke spiergroepen betrokken zijn bij de ademhaling. Door samentrekken en ontspannen van de drie betrokken spiergroepen wordt het volume van de borstholte afwisselend vergroot en verkleind. Je ademt in en uit. Bij het in- en uitademen zijn de tussenribspieren, de buikspieren en de spieren van het middenrif betrokken.

Betrokkenspierenbijventilatie

Je hebt gezien dat bij ademhaling de spieren van het middenrif en de tussenribspieren zijn betrokken.  Maar er zijn nog twee groepen spieren betrokken bij de ademhaling. Ook de spieren rondom de luchtpijp en de bronchiën en de buikspieren zijn betrokken bij de ademhaling. Op de website van Bioplek.org kan je goed oefenen met de spieren die betrokken zijn bij de ademhaling.

Spieren van het middenrif

Middenrif

Het middenrif is een holle peesplaat. Langs de rand van deze peesplaat lopen de spieren die verantwoordelijk zijn voor het afplatten van het middenrif. Als de spieren van het middenrif zich samentrekken, wordt het middenrif platgetrokken. Hierdoor wordt het volume van de borstkas vergroot. De longen stromen vol met lucht. Als de spieren van het middenrif ontspannen, "springt"het middenrif uit zichzelf weer terug naar zijn holle vorm. Het volume van de borstkas wordt hierdoor kleiner. De longen worden leeggedrukt.

Tussenribspieren

Binnenstetussenribspieren

Tussen de ribben zitten de tussenribspieren. Er zijn twee soorten tussenribspieren. Er zijn buitenste tussenribspieren en binnenste tussenribspieren. Als de buitenste tussenribspieren zich samentrekken, beweegt de borstkas omhoog en naar voren. Het volume van de borstkas neemt dan toe. De longen stromen vol. Als de buitenste tussenribspieren zich ontspannen, zakt de borstkas onder invloed van de zwaartekracht weer naar beneden.Het volume van de borstkas neemt af. De lucht stroomt de longen uit.

De binnenste tussenribspieren gebruik je alleen maar bij een hele diepe uitademing. Als de binnenste tussenribspieren zich samentrekken, wordt de borstkas nog net wat meer naar beneden getrokken dan dat gebeurt onder invloed van de zwaartekracht.  Je gebruikt de binnenste tussenribspieren actief bij een hele diepe zucht of bij het opblazen van ballonnen.

Tussenribspieren

 

De buikspieren

Buikspieren

De buikspieren hebben alleen maar indirect invloed op het volume van de borstkas. Als de buikspieren zich samentrekken, wordt het volume van de buikholte kleiner. Maar de buikholte zit helemaal vol met ingewanden. De ingewanden kunnen met samengetrokken buikspieren alleen maar naarboven toe. De omhoogbewegende ingewanden duwen het middenrif boller. Door het boller worden van het middenrif wordt de borstholte kleiner en adem je uit.

83B

1. Het ademvolume
Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die je per ademhaling ververst. Volgens de BiNaS afbeelding ververs je per ademhaling ongeveer een halve liter lucht. Bij de inadembeweging gebruik je de buitenste tussenribspieren om de borstkas omhoog en naar voren te bewegen. De spieren van het middenrif zullen samentrekken waardoor het middenrif naar beneden wordt getrokken en het volume van de borstkas wordt vergroot. De buikspieren zijn ontspannen. Bij de uitademing zullen de buitenste tussenribspieren en de spieren van het middenrif ontspannen. Hierdoor wordt het volume van de borstkas verkleint. De buikspieren zullen aanspannen

2. Het Inademingsreservevolume
Het inademingsreservevolume is die hoeveelheid lucht die je na een normale inademing nog zou kunnen inademen. Het is eigenlijk de eerste beweging als je een diepe zucht maakt. Bij deze adembeweging trekken de buitenste tussenribspieren en de spieren van het middenrif zich nog meer aan. Ook de nekspieren zijn erbij betrokken en trekken de borstkas extra omhoog.

3. Inademingscapaciteit
De inademingscapaciteit is de maximale hoeveelheid lucht die een persoon in een keer kan inademen. Volgens de afbeelding is de inademingscapaciteit gemiddeld 3,5 liter. Voor een maximale inademing trekken de buitenste tussenribspieren en de middenrifspieren en de nekspieren zich samen. De buikspieren zullen ontspannen zijn. 

4. Uitademingsreservevolume
Bij een rustige uitademing adem je gemiddeld een halve liter lucht uit. Bij een normale uitademing ontspannen de buitenste tussenribspieren en de spieren van het middenrif. Hierdoor zakt de borstkas naar beneden en bolt het middenrif omhoog. Hierdoor wordt het volume van de borstkas verkleind en adem je uit. Bij een hele diepe uitademing gebruik je ook de binnenste tussenribspieren. Deze trekken de borstkas extra naar achteren en naar beneden. Hierdoor kan je extra diep uitademen. Het uitademingsreservevolume. Het uitademingsreservevolume bedraagt ongeveer 1,5 liter.

5. Restvolume
Zelfs bij een hele diepe uitademing blijft er lucht achter in de longen. Dit om te voorkomen dat de longen dichtklappen. Het restvolume is er verantwoordelijk voor dat het gemiddelde zuurstofpercentage in de longen geen 19% is, maar ongeveer 14%. Het restvolume is iets meer dan een liter.

6. Vitale capaciteit.
De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht die je na een diepe inademing en een diepe uitademing kan uitblazen. Om de vitale capaciteit te meten gebruik je bij de diepe inademing de buitenste tussenribspieren, de nekspieren en de de spieren van het middenrif om de borstkas zo groot mogelijk te maken. Bij de diepe uitademing ontspannen de spieren van het middenrif, trekken de binnenste tussenribspieren en de buikspieren zich samen. Allemaal als doel het maximaal verkleinen van het volume van de borstkas. De vitale capaciteit bedraagt gemiddeld 5 liter.

7. Totale longcapaciteit
De totale longcapaciteit in het maximale volume van de longen. Om de totale longcapaciteit te bepalen moet je de vitale capaciteit optellen bij het restvolume. Volgens de BiNaS-tabel is de totale longcapaciteit gemiddeld 7 liter.

Als je nog niet begrijpt hoe de ademhaling werkt, bekijk dan nog even onderstaande video die is opgenomen tijdens een biologieles op het Scala Rietvelden.

Met een spirometer kan je metingen doen aan je longen. Met deze spirometer kan je onder andere het ademvolume en de vitale capaciteit meten. Hieronder staat een video over hoe je moet omgaan met de spirometer en wat de vitale capaciteit, ademvolume en longvolume zijn.

Hieronder kan je het werkblad Meten is weten downloaden.

dlwerkblad3