Erfelijkheid

In dit thema leer je hoe erfelijke eigenschappen doorgegeven worden van generatie op generatie.

 

Geslachtsgebonden eigenschappen.

Deze les is gemaakt door twee leerlingen van het Scala Rietvelden.

Waarom zijn er meer mannen kleurenblind dan vrouwen? Dit alles heeft te maken met de geslachtsgebonden eigenschap van het allel voor kleurenzien. Het allel voor kleurenblindheid ligt op de geslachtschromosomen, en is dus een geslachtsgebonden erfelijke eigenschap. Met behulp van deze les, en een instructievideo gaan wij jullie precies vertellen wat het inhoud als een eigenschap geslachtsgebonden is.

Autosomale overerving en geslachtsgebonden overerving.

Je hebt twee soorten overerving: Autosomaal en X-chromosomaal. Bij autosomale overerving ligt de betreffende erfelijke eigenschap op één van de 22 autosomen (zie afbeelding hieronder). Maar als je goed kijkt naar het hieronder afgebeelde karyogram zie je dat er nog een 23ste chromosomen paar is. Dit laatste paar, het 23ste paar, behoort niet tot de autosomen, maar dit paar heeft een aparte benaming. Dit laatste paar chromosomen bepaalt of het kind dat geboren gaat worden een jongetje is of een meisje. Met andere woorden: dit laatste chromosomenpaar bepaalt het geslacht.  Het 23 chromosomen paar noemen we dan ook de geslachtschromosomen.

SRY

Zowel op de autosomen als op de geslachtschromosomen liggen erfelijke eigenschappen. Deze eigenschappen komen bij bevruchting op een willekeurige manier terecht bij het nageslacht. Met behulp van de erfelijkheidsregels kan je uitspraken doen over genotypische variaties bij kinderen. Autosomale kruisingen kun je weer onderverdelen in: monohybide kruisingen en dihybride kruisingen. Bij monohybride kruisingen kijk je naar één erfelijke eigenschap bestaande uit twee allelen, en bij een dihybride kruising kijk je naar twee erfelijke eigenschappen. Maar ook hier bestaat één erfelijke eigenschap uit twee allelen.

Geslachtsgebonenofautosomaal

Autosomale overerving

Monohybride kruisingen:
Bij monohybride kruisingen wordt er slechts op de overerving van één erfelijke eigenschap gelet. De erfelijke eigenschap ligt dan op één van de 22 autosomen.

Monohybridekruisingsvraagstukken(2)
                

Dihybride kruisingen:
Bij dihybride kruisingen wordt er op de overerving van  twee erfelijke eigenschappen gelet. beide erfelijke eigenschappen bevinden zich dan op één of twee van de 22 autosomen. In het onderstaande schema worden eerste twee ouders met elkaar gekruist die beide homozygoot zijn voor beide erfelijke eigenschappen. de ene ouder (rood) is homozygoot dominant voor beide eigenschappen, en de andere ouder (blauw) is homozygoot recessief voor beide erfelijke eigenschappen. De kinderen die daaruit ontstaan (F1) zijn allemaal heterozygoot voor beide erfelijke eigenschappen. Alle nakomelingen in de F1 zijn genetisch gelijk voor beide erfelijke eigenschappen. Hun genotypen zijn AaBb. Stel dat je twee individuen uit de F1 met elkaar kruist, dan ontstaat er een F2. Hoe deze F2 eruit ziet, en hoe de genotypische verhoudingen zijn van de F2 zie je uitgewerkt in onderstaand schema.

Dihybridekruisingenautosomaal(3)


X-chromosomale overerving:


X-chromosomale overerving zijn geslachtsgebonden. Bij geslachtsgebonden eigenschappen ligt het gen voor die specifieke eigenschap op het X-chromosoom. Een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man een X- en een Y-chromosoom. Een mutatie op het X-chromosoom is eigenlijk altijd recessief.  Doordat het een recessief gen is hebben mannen een grotere kans dat dit gemuteerde allel tot uiting komt. Mannen hebben namelijk maar één recessief allel nodig die tot uiting komt en vrouwen twee.  Vrouwen hebben namelijk twee X chromosomen waar een allel op ligt, terwijl mannen maar één X-chromosoom hebben met een allel, en niet gecompenseerd kunnen worden door een allel op het Y-chromosoom, daar dit genetisch bijna leeg is. Kleurenblindheid is een voorbeeld van een geslachtsgebonden eigenschap. In de afbeelding zie je een kruisvraagstuk bij een X-chromosomale overerving. Waarbij geldt: B is het allel voor kleuren zien en b is het gemuteerde allel wat codeert voor kleurenblindheid. Van ouders 3 (P3) wordt berekend hoe groot de kans is op een kleurenblinde zoon en/of kleurenblinde dochter. Zowel vader als moeder zijn kleurenziend. Moeder is echter drager van het gemuteerde allel wat kleurenblindheid kan veroorzaken.

Man        =     XY
Vrouw     =     XX

Kleurenblindheid(2)BRB

Uitwerking kruising 3:
P3    XBX    x    XB Y-    

Uitwerkingenouders3

Uit bovenstaande uitwerking blijkt dat als een kleurenziende moeder, die drager is van het allel voor kleurenblindheid paart met een kleurenziende man er een kans is dat er een kleurenblind kindje wordt geboren. Er is 25% kans op een kleurenblind kind. Maar bij geslachtsgebonden overerving kan je meer nuances aanbrengen. Alle meisjes die ooit geboren zullen worden uit deze kruising zijn kleurenziende. De helft van de geboren jongens zal kleurenblind zijn. 

Uitwerkingenouders4

Een video met uitleg over geslachtgebonden erfelijke eigenschappen is hieronder te bekijken.