Erfelijkheid

In dit thema leer je hoe erfelijke eigenschappen doorgegeven worden van generatie op generatie.

 

Gekoppelde overerving.

Bij kruisingsvraagstukken met gekoppelde overerving gaat het altijd over twee genen met de bijbehorende allelen. Gekoppelde overerving is altijs een dihybride kruising. Hieronder zie je een weergave van een dihybride kruising als de betreffende eigenschappen niet aan elkaar gekoppeld liggen. Bij niet gekoppelde, of onafhankelijke overerving liggende twee eigenschappen op twee verschillende chromosomenparen. Bij een dihybride kruising met niet gekoppelde overerving zijn altijd vier chromosomen, of twee chromosomenparen betrokken. De grote hoeveelheid betrokken chromosomen zorgt er ook voor dat er veel verschillende gameten, met verschillende allelen samenstellingen kan worden gevormd. Een vader die heterozygoot is voor beide erfelijke eigenschappen kan na twee meiotische delingen vier verschillende gameten (zaadcellen) maken met steeds een andere allelen samenstelling.   

Gekoppeldegenenmetchromosomen

Bij gekoppelde overerving liggen twee genen en hun bijbehorende allelen op een chromosomenpaar. De allelen van beide erfelijke eigenschappen zijn op een willekeurige manier op het chromosoom aan elkaar gekoppeld. Gekoppelde allelen kunnen niet van elkaar gescheiden worden (behalve dan na crossing-over). Als twee eigenschappen liggen gekoppeld, dan liggen de vier allelen maar op een chromosomen paar.  Omdat er bij gekoppelde overerving minder chromosomen zijn betrokken kan een man die heterozygoot is voor beide erfelijke eigenschappen veel minder gameten met verschillende allelen samenstellingen maken. Bij een dihybride kruising kan een man die hetrozygoor is voor beide erfelijke eigenschappen maar twee verschillende gameten (zaadcellen) maken.

Gekoppeldegenenmetzaadcellenengekoppeld 

 

gekoppendegenenenonafhankelijkegenen