Binnen een populatie hebben alle deelnemers een relatie tot elkaar. Organismen kunnen met elkaar strijden (competitie), of met elkaar samenwerken (coöperatie).
Competitie
Tussen de individuen van een populatie vindt competitie plaats om hulpbronnen uit de natuur als voedsel, licht, nestgelegenheid, water, enz. Die organismen die het beste zijn aangepast aan deze (intraspecifieke) competitiestrijd, die het best zijn aangepast aan de eisen die het milieu aan de organismen stelt, hebben de grootste overlevingskans. De natuur selecteert wie zich voortplant en wie niet. Dit noemen we natuurlijke selectie.
Hoe deze natuurlijke selectie werkt, kan je goed zien aan het linkerdeel van de bovenstaande afbeelding. De rondjes zijn de organismen uit een populatie. De vlakken zijn het milieu met de eisen van het milieu. De populatie (early generations) is heterozygoot. Er zijn kleine verschillen binnen de populatie. De rondjes passen goed in het milieu, maar er zal veel concurrentie zijn. De rode met de puntjes zijn die zeldzame individuen uit een populatie die ontstaan, maar niet goed genoeg zijn aangepast. De natuurlijke selectie drukt zwaar op deze individuen. De meeste (zo niet alle individuen) zullen zich niet voortplanten en geen nageslacht meer hebben in een volgende generatie. De halve rondjes zijn wel goed aangepast aan het milieu. Ook zij kunnen hun genen doorgeven aan een volgende generatie (middle generations). Wat bovenstaande illustratie duidelijk maakt, is dat individuen zich niet aanpassen aan het milieu, maar de genetische samenstelling van de soort zich wel laat kneden door de natuurlijke selectie.
Hoe de natuurlijke selectie werkt, is goed te zien op onderstaande animatie over soortenvorming.
Hoe de natuurlijke selectie individuen binnen een populatie bevoordeelt of benadeelt, is zien in het onderstaande filmpje.
Maar ook tussen de organismen van verschillende soorten kan veel (interspecifieke)concurrentie bestaan om de bronnen uit de natuur. Om deze concurrentie tussen de individuen van verschillende soorten wat tegen te gaan, gaan soorten zich specialiseren. Elk organisme verkrijgt dan een eigen plek in het milieu. De soort ontwikkelt zich binnen de genetische flexibiliteit van de soort teneinde concurrentie te voorkomen met individuen van andere soorten.
Coöperatie
Soorten die samenleven kunnen verschillende relaties tot elkaar hebben. Als individuen van verschillende soorten langdurig samenleven, dan noemen we dat symbiose. Er zijn echter een aantal vormen van symbiose.
We spreken van mutualisme als beide soorten voordeel hebben van deze samenlevingsvorm. Het artikel over de poepende mieren en de vleesetende plant is een mooi voorbeeld van mutualisme.Beide soorten hebben baat bij de relatie. In het onderstaande filmpje zie je een mutualistische relatie waarbij beide baat hebben. De Goby krijgt van de garnaal een beschut holletje. En de vis waarschuwt de blinde garnaal voor gevaar.
We spreken van commensalisme als een individu voordeel heeft en het andere individu noch last, noch voordeel.De onderstaande film gaat over een mutualistische relatie.
We spreken van parasitisme wanneer de ene soort baat heeft en de andere soort veel last. Het artikel over de verborgen tongknabbelaar is een goed voorbeeld van parasitisme. Hieronder staat een filmpje over parasitisme. Je ziet in het filmpje hoe de sluipwesp het lichaam van de rups misbruikt voor zijn eigen larven. Daarnaast zie je in het filmpje ook nog dat de parasiterende jongen het gedrag van de rups aanpassen, waardoor de rups zelfs de jonge sluipwespen beschermt. Een groep internationale onderzoekers heeft een variant op een parasitaire relatie onderzocht. Deze groep onderzoekers heeft de kleptoparasitaire relatie onderzocht tussen een vleesetende bekerplant en een larve van een insect dat in de beker rondzwemt. Bij kleptopredatie worden prooien gevangen die zelf net hebben gegeten zodat de predator niet alleen de prooi eet, maar ook het voedsel van zijn prooidier.
In de natuur zijn de relaties echter niet altijd even duidelijk. In sommige gevallen is het moeilijk te bepalen wat de relaties tussen de soorten zijn. Een goed voorbeeld daarvan is de relatie tussen de rivierkreeft en een bepaalde wormensoort. De twijfelachtige relatie tussen beide wordt in het onderstaande artikel besproken.
Als je goed naar de filmpjes hebt gekeken en het krantenartikel goed hebt gelezen, dan zal het zijn opgevallen dat elke vorm van symbiose minimaal voor een van de twee deelnemers een voordeel heeft. Voor sommige vormen van symbiose geldt dat zelfs beide baat hebben.Maar in de natuur zijn sommige relaties niet te verklaren in termen van voordeel of last. Het onderstaande artikel beschrijft samenlevingsvormen die door biologen, ethologen niet te verklaren zijn. Onmogelijke liefdes dus.